De basisopstelling van een drumstel bestaat uit een aantal trommels en een aantal bekkens: cymbal, floor tom, toms, bass drum, snare drum, hi-hat.
Het hart van een drumstel bestaat uit de bassdrum, de snaredrum en de hi-hat. De bassdrum wordt met een pedaal bediend en geeft de lage klanken. Onder het ondervel van de snaredrum is een matje met metalen snaren gespannen. Hierdoor maakt de snaredrum (kortweg ”snare”) een fel en scherp geluid. De hihat is een door de voet beweegbare bekkenset waar de drummer met zijn stokken een ritme op slaat. De hihat kan via de voet worden geopend (de bekkens komen dan los van elkaar). Als er op de hihat wordt geslagen op het moment dat deze wordt geopend, en als daarna de hihat wordt gesloten, ontstaat er het karakteristieke ”sis-geluid” van de hihat.
De drummer bespeelt het drumstel met drumstokken of brushes/kwasten. De stokken geven een hard geluid, de brushes geven een zacht en wat ”waterig” geluid. Kenmerk van een drummer is dat hij zijn handen en voeten onafhankelijk van elkaar beweegt in een bepaald ritme. Dit natuurlijk zonder de maat te verliezen.